husky

Husky

Zoals zijn naam ‘Husky’ al doet vermoeden, moet de oorsprong van het ras gezocht worden in Siberië. Al in prehistorische tijden werd dit gebied bewoond door mensen. Toen de laatste ijstijd de mensen uit Zuid- Azië uit hun woongebied verdreef, zochten zij hier hun heil. Deze eerste bewoners van Siberië worden de paleo-Siberiërs genoemd.

  • Herkomst: Siberië
  • Levensverwachting: 12 jaar
  • Karakter: Het karakteristieke temperament van de Siberische Husky is vriendelijk en zacht, maar ook alert en op de omgeving gericht. Hij heeft niet de bezitbescher- mende eigenschappen van de waakhond, noch is hij overmatig wantrouwend tegenover vreemden of agressief naar andere honden. Een zekere mate van terughoudendheid en waardigheid mag worden verwacht bij een volwassen hond. Zijn intelligentie, hanteerbaarheid en gewilligheid maken hem tot een aangename kameraad en een bereidwillige werker.
  • Gewicht: Reu: 21–27 kg, Teef: 16–23 kg
  • Hoogte: Reu: 53–60 cm, Teef: 51–56 cm
  • Kleur: Alle kleuren van zwart tot zuiver wit zijn toegestaan. Uiteenlopende aftekeningen op het hoofd zijn gebruikelijk, met inbegrip van vele opvallende aftekeningen, die bij andere rassen niet voorkomen.

IN HET KORT

De Siberische Husky is een eigenzinnige, vrolijke en gezellige hond. Hij heeft een grote bewegingsdrang en komt het best tot zijn recht bij een sportief ingestelde baas die hem hierin tegemoet kan komen. U kunt uw volwassen Husky naast de fiets laten lopen, met hem gaan steppen of joggen, maar het meest in zijn element is hij als u hem ’s winters voor de slee spant. In tegenstelling tot wat veel mensen denken is het in ons land niet te warm voor een poolhond als de Husky. Hoewel het in zijn vaderland Siberië ’s winters extreem koud is, zijn de zomers warmer dan in Nederland.
De Husky heeft geen waakinstinct en zal niet snel aanslaan. Blaffen doet hij sowieso vrijwel niet. Dit betekent niet dat hij niet vocaliseert. Hij maakt diverse huilgelui- den die veel verschillende betekenissen hebben.

POOLWOLF

In warme perioden tussen glacialen (ijstijden), die interglacialen worden genoemd, was niet alleen Siberië vrij van ijs, maar ook Canada en Alaska. De mensen die er woonden joegen waarschijnlijk op het rendier, de mammoet en de wolharige neushoorn. Men gaat ervan uit dat deze mensen al honden hielden, die zich vermengden met de daar aan- wezige poolwolf (canis lupus arctos), die nog voorkomt in Canada, Alaska en Groenland. De poolwolf is groter dan de andere soorten wolven. Hij heeft een dichte, witte vacht en een kleine, ronde neus. De poolwolf laat niets van zijn prooi over; hij eet hem letterlijk met huid en haar op, waarbij ook de botten niet worden versmaad.

RUSSEN

Over de beginperiode van de mens in Siberië is niet veel bekend. De eerste bewoners hadden een orale traditie, waardoor dus alles mondeling werd overgeleverd en er niets op schrift is gezet. We weten dan ook vrijwel niets over deze tijd en vinden pas vanaf de zestiende eeuw meer informatie over het gebied. In die tijd kregen de Russen interesse in het gebied, waar men een bloeiende bonthandel kende. Bovendien waren zij van mening dat er in het gebied een vaarroute mogelijk zou zijn tussen noord en zuid. Niet in de laatste plaats wilden de Russen er heer en meester zijn door de slechte ver- standhouding tussen hen en de Amerikanen en Japanners. Ze hoopten met dit gebied een buffer te creëren tussen hen en ‘de vijand’.

De kolonisatie van Siberië door Rusland die vanaf 1650 plaatsvond had grote gevolgen voor de oorspron- kelijke bewoners. Zij werden schat- plichtig aan de Tsaar via het jasak- systeem en er kwam een

belastingheffing op handel in bont. De bevolkingsgroepen die aan het begin van de twintigste eeuw Siberië bewoonden waren voornamelijk nomaden als de Inuit, de Jakoeten, de Kamstsjadalen, de Koryaken en de Chuckchies. Zij voorzagen vooral door visserij en jacht in hun levensbe- hoeften, waarbij ze gebruik maakten van honden. De honden werden breed ingezet als waakhond, trek- hond en jachthond. Het was een zwaar bestaan, waarin ook bij de dieren alleen de sterkste konden overleven. Vanaf het voorjaar werden de honden niet gevoerd en moesten zij zelf hun maaltje bijeen scharrelen. Vanaf de herfst werden de honden weer aangebonden, omdat men ze dan nodig had voor het trekken van de slee. Tijdens de herfst en winter werden de honden wel gevoerd. En ’s nachts legde men vaak een hond bij de kinderen om hen warm te houden.

CHUCKCHIES

De Chuckchies zijn belangrijk geweest bij de totstandkoming van de Siberische Husky. Zij leefden in het Anadyr district, op het schier- eiland Tsjoekotka en langs de Noordelijke IJszee. Zij leefden erg geïsoleerd en verzet- ten zich tegen Russische inmenging. Door de afwijzing van de Russen bleven hun honden ook zuiver, zonder vermenging van Russisch hondenbloed. Er wordt wel gezegd dat de naam Husky een verbaste- ring is van Chuckchie.

Het merendeel van de Chuckchies woonde in het binnenland van Oost-Siberië, waar men rendieren fokte. De honden werden hier ingezet als hoeder van de kudde. Een kwart van de Chuckchies woon- de aan de kust waar het veel moeilij

ker was om te overleven. De jacht en visserij waren onzekere bronnen van bestaan. Hier hield men de honden vooral als trekdier, maar ook werden zij ingezet bij de jacht. Er moesten vaak grote afstanden worden overbrugd om een jacht succesvol te kunnen afsluiten.

De Russen maakten jacht op de Chuckchies, die zich aan hun gezag onttrokken. Het is ongelofelijk als je bedenkt hoe lang deze arme, nauwelijks bewapende mensen weerstand hebben kunnen bieden aan de Russische overmacht. Zij kenden het grillige en menson- vriendelijke gebied echter op hun duimpje en werden noodgedwon- gen meesters in het vluchten. Zij selecteerden hun honden op snelheid en uithoudingsvermogen, zodat zij bij nood snel een veilig heenkomen konden zoeken. Maar niet alleen bij het op de vlucht slaan voor de Russen waren de snelle honden essentieel. Ook voor de jacht waren snelheid en uithoudingsvermogen van groot belang om een prooi te kunnen bemachtigen. In een sprint konden de honden van andere stammen de honden van de Chuckchies nog wel eens verslaan, maar op de lange afstand waren hun honden heer en meester.

De Noorse ontdekkingsreiziger in de poolgebieden, Roald Amundsen, maakte in zijn dagboek al melding van de Chuckchies en hun honden. Het viel hem op dat de Chuckchies op een prettige manier met hun honden omgingen, zonder zweep of stemverheffing. Over de honden maakte hij de opmerking dat zij onderling opvallend vriendelijker waren dan de honden die hij zelf gebruikte. Bij zijn eigen honden waren schermutselingen aan de orde van de dag.

GOLDRUSH

Toen er in 1898 door drie Scandina- visch-Amerikaanse goudjagers goud werd gevonden in Alaska, had dit grote gevolgen voor het gebied. Het werd ineens een toevluchtsoord voor avonturiers en gelukszoekers. Nome, aanvankelijk Anvil City genoemd, werd van het ene moment op het andere een heuse stad. Volgens de volkstelling van 1900 was Nome in die tijd met 12.500 inwoners zelfs de grootste stad van het Alaska Territory.
In de zomerperiode was Nome, liggend aan de Beringzee, bereik- baar per boot. Verder was men echter afhankelijk van transport per slee. Er kwam dus een grote vraag naar goede hondenteams. De daar aanwezige Eskimohonden vond men niet slim genoeg en niet naar behoren werken. Men begon met de import van andere honden en kruiste alles wat men kon vinden met elkaar. Vooral Malamutes en Setters schijnen gebruikt te zijn.

ALL ALASKAN SWEEPSTAKE

Op 5 februari 1908 werd de ‘Nome Kennel Club’ opgericht, die zich voornamelijk bezighield met de organisatie van sledehondenwed- strijden. De wedstrijden waren bedoeld om de mannen bezig te houden en om geld te kunnen verdienen met weddenschappen. De eerste langeafstandsrace die de vereniging in datzelfde jaar in april organiseerde, noemde men de ‘All Alaskan Sweepstake’, een barre tocht over zeeijs, toendra en berg- achtig terrein van 650 kilometer (408 mijl) die gemarkeerd werd door de telegraafpalen tussen Nome en Candle.
Deze eerste grote wedstrijd kan worden beschouwd als het begin van de sledehondensport. De aankomst- tijden van deze eerste race waren bepaald niet om over naar huis te schrijven. Maar we moeten niet vergeten dat de deelnemende honden normaal gesproken vooral zware vrachten moesten trekken en helemaal niet op snelheid gebouwd waren. Men had ook nog geen speciale lichte wedstrijdslee, maar gebruikte de zware vrachtslee waarmee men normaal gesproken de lading vervoerde.

Toen de wedstrijd een jaar later opnieuw plaatsvond, werd er een hoofdprijs van maar liefst $10.000,- uitgeloofd. Ditmaal bracht de Russische bonthandelaar Goosak zijn Siberische honden uit, die op basis van hun kleine formaat door de overige deelnemers smalend ‘Siberi- sche ratten’ werden genoemd. Hun musher (sledehondenmenner), Louis Thrustrup, was onervaren op de lange afstand. Toch leverde hij met zijn negen honden een bewonderenswaardige prestatie en hoorde hij bij de eerste drie teams die aankwamen. De teams die als nummer een, twee en drie eindigden waren overigens ook de enige van de veertien teams die de tocht konden volbrengen. De overige teams haalden de finish niet.

SUCCES

Het succes van Siberische honden op de tweede All Alaskan Sweepstake ging snel rond. Er werd al gauw niet meer gegrapt over hun formaat. Men bewonderde hun uithoudings- vermogen, werklust en snelheid. Maar bovenal was men gechar- meerd van de vriendelijkheid van de honden onderling. De honden waarmee men doorgaans werkte in Alaska stonden bekend als lastig te hanteren vechtersbazen. Goosak, de bonthandelaar van wie deze Siberische honden waren, verkeerde in geldnood en verkocht zijn honden, hun harnassen en zijn slee om zo de boot terug naar Rusland te kunnen betalen. Zijn honden bleven dus in Alaska, waar zij een belangrijke rol zouden gaan spelen in de ontwikkeling van de sledehondensport. Bekende namen van mushers die de eerste jaren gebruik maakten van Siberi- sche Husky’s waren John ‘Ironman’ Johnson, Leonhard Seppala en Scotty Allen. De All Alaskan Sweep- stake bleef tot aan het eind van de Eerste Wereldoorlog een jaarlijks terugkerende race.

BALTO

In 1925 was Nome in rep en roer. Er lag een epidemische difterieuitbraak op de loer en het was noodzakelijk om gezonde mensen, en vooral ook de kinderen, preventief in te enten. Door het barre weer kon het vliegtuig dat het serum vanuit Nenana zou brengen echter niet opstijgen. De Kennelclub van Nome kwam op het lumineuze idee om een estafette te organiseren van sledehondenteams om het serum 1085 kilometer verderop in Nenana op te halen en naar Nome te brengen. Een tocht die normaal gesproken vijfentwintig dagen zou duren. Men bracht negentien teams op de been die het serum in maar liefst 129,5 uur naar Nome brachten. Deze ‘serumrun’ sprak tot de verbeelding en werd

ook wel de ‘Great Race of Mercy’ ge- noemd. De honden die het serum Nome binnenbrachten werden onthaald als helden. Met name de leidende hond van dit team van Gunnar Kaason werd tot held gebom- bardeerd. Deze hond, Balto, was voor de serumrun uitgeleend door zijn baas Seppala. In 1995 werd de serumrun geëerd met een tekenfilm van Steven Spielbergs animatie- studio Amblimation.

Balto stond ook model voor het standbeeld dat ter ere van de mushers en honden werd opgericht in het Central Park in New York. Sommige mensen vonden deze verering van Balto en Kaason onjuist, omdat Seppala met zijn leidhonden Togo en Scotty en de rest van zijn team een veel langer traject hadden afgelegd tijdens de serumrun: maar liefst 146 kilometer, terwijl het laatste traject, dat door Kaason was afgelegd met zijn hondenteam, ‘slechts’ 85 kilometer betrof.

Als je bedenkt hoe bitterkoud het was op deze tocht, met temperaturen tot bijna -50°C, en de mushers en hun team onder vreselijk moeilijke omstandigheden hun deel van de tocht volbrachten, soms met onder- koelingsverschijnselen en honden die bezweken, mogen we toch concluderen dat iedere deelnemer, mens of hond, een ware held was.

EINDE VAN EEN TIJDPERK

De drukke levendigheid van Nome verdween even plotseling als hij gekomen was. Toen de Goldrush voorbij was, dutte het stadje weer in. Honden had men steeds minder nodig. Er waren minder mensen, dus had men minder grote slede- teams nodig. Maar bovendien werd het werk van de honden meer en meer vervangen door vliegtuigen en sneeuwscooters. Gelukkig bleven er mensen die de sledehondensport een warm hart toedroegen en die hun poolhonden bleven trainen. In 1967 werd de ‘Iditarod Trail Seppala Memorial Race’ georganiseerd. Het was een tweedaagse route die over een oude, in onbruik geraakte route dwars door Alaska voerde, de Iditarod Trail. Vanaf 1973 wordt in maart jaarlijks de Iditarod georganiseerd, van Anchorage tot Nome, een traject over 1100 mijl (1769,9 km). Tien tot vijftien dagen zijn de mushers en hun honden dan onderweg. Startnummer één wordt nooit uitgereikt als eerbetoon aan de vroegere mushers en hun honden.

MEER EERBETOON

In 1983 besloot men de All Alaskan Sweepstake nogmaals te organise- ren, om de 75e verjaardag van de race te vieren. Hier werden ‘racy’ gebouwde Husky’s uitgebracht die Alaskan Husky werden genoemd. Het waren honden die speciaal voor de wedstrijdsport gefokt waren. In 2008 volgde opnieuw een race ter gelegenheid van de 100ste verjaar- dag van de All Alaskan Sweepstake. Het oude record dat nog steeds op naam van John Johnson stond, werd dat jaar eindelijk verbroken. De winnaar werd Mitch Seavey; en de naam van de leidende hond was Payton.

ALASKAN HUSKY

De meeste wedstrijden die tegen- woordig worden gehouden zijn veel korter dan bijvoorbeeld de All Alaskan Sweepstake. Voor deze kortere wedstrijden kreeg men meer behoefte aan snelheid bij de honden en werd uithoudingsvermogen van minder belang. Harris Dunlap van de Zerokennel in Noord-Amerika begon doelgericht honden te fokken die voor dit doel geschikt waren. Hij nam het met de raszuiverheid van zijn honden niet zo nauw en ver- kocht gerust honden met stam- boom die daar eigenlijk geen recht op hadden. Hij was eenvoudigweg niet geïnteresseerd in zuiverheid van type of ras, maar alleen in het fokken van snelle poolhonden voor de wedstrijden.

Op de korte afstandswedstrijden regeren de Alaskan Husky’s. De Siberische Husky komt als sprinter niet goed uit de verf; hij is immers een ‘stayer’. Tijdens een korte race zal een Siberische Husky niet alles geven. Hij is zo voorgeprogram- meerd op het lopen van grote afstanden, dat hij nooit helemaal voluit gaat, maar zijn krachten spaart om het lang vol te kunnen houden. Dat is een heel andere manier van wedstrijdlopen. Daarom is het voor het ras verheugend dat er tegenwoordig weer meer langeaf- standswedstrijden georganiseerd worden. Daar kunnen de Siberische Husky’s tonen waar hun kracht ligt.

ERKENNING

In 1930 werd het ras erkend door de American Kennel Club (AKC). In datzelfde jaar sloot Rusland de grens van Siberië en konden er geen Siberische Husky’s meer geëxpor- teerd worden naar Alaska. In Rusland had men het ras niet erkend. In 1938 werd de Siberische Husky Club van Amerika opgericht. Men stuitte bij het maken van een rasstandaard op het probleem dat er weinig homogeniteit in type was. Dit komt vaak voor bij werkhonden- rassen die aanvankelijk voor de fokkerij uitsluitend op werklust en geschiktheid voor de functie worden geselecteerd. Men wilde echter nu gaan streven naar meer uniformi- teit. Door deze concentratie op

uiterlijke kenmerken ontstond er een nieuw type: de showhusky. Honden van het showtype zijn wat zwaarder van bouw en hebben vaak blauwe ogen en zij komen vooral voor in de kleuren zwart-wit en rood-wit. Ook zien we bij deze honden symmetrie in het masker. In reactie op het ontstaan van het showtype werd een werktest ontwikkeld, de Siberian Evaluation Performance Project, ofwel SEPP, die tot doel had de kwaliteit van het ras in kaart te brengen inzake de oorspronkelijke werkeigenschap- pen. Men wilde de Siberische Husky als sledehond niet verloren laten gaan en stelde een fokprogramma op voor werkhonden. De Siberische Husky werd in 1966 erkend door het internationaal overkoepelende kynologische orgaan, de Fédération Cynologique Internationale (FCI).

NEDERLAND

In de beginjaren leunden de Neder- landse liefhebbers van het ras zwaar op de Anadyrkennel uit Alaska. In 1966 werd een samengesteld slede- hondenteam opgesteld van de op dat moment aanwezige Husky’s in ons land. De enthousiaste liefhebbers waren Els van Lierop en Lau van Leeuwen (Kolyma kennels), Leo Groenewegen van Wijk en Gerrie van der Wende (Naoyak kennels), de familie Van der Meer, Liesbeth Urlus (Matanuska) en Nancy van Gelderen- Parker (Green Beret-Snowy kennel). Op het Noordwijkse strand spanden zij hun Husky’s in om te trainen voor de eerste internationale sledehon- denwedstrijd in Zwitserland.

In 1969 werd de Siberian Husky Klub voor Nederland opgericht. In 1977 zag een tweede vereniging het licht, speciaal voor liefhebbers van de werkende Husky: de Nederlandse sledehonden sportvereniging Mushing Holland.

KARAKTER

De Siberische Husky is een bijzon- der vriendelijke en gezellige hond. Hij is onafhankelijk van aard, maar wel heel aanhankelijk. Hij is een echt roedeldier en hij is dan ook niet graag alleen. Een Husky die zich verveelt kan sloopgedrag gaan vertonen, of uit eenzaamheid gaan huilen als een wolf. Als u overweegt een Husky in huis te halen moet u zich eerst afvragen of u voldoende thuis kunt zijn bij uw hond, zodat hij zich niet te eenzaam voelt.

De Husky is een sociaal dier, dat graag andere honden (en dan natuurlijk het liefst Husky’s) om zich heen heeft. Hij kan dan ook goed in een roedel worden gehou- den. Hierin schuilt wel een gevaar, want als het Huskyvirus u eenmaal te pakken heeft, kan het goed zijn dat u eindigt met een compleet team sledehonden.

OPVOEDING

De Husky is niet de eenvoudigste hond om op te voeden. Hij heeft een sterke eigen wil. Maar hij is ook gevoelig en kan er niet goed tegen als er veel druk op hem wordt gelegd. Het vergt dus nogal wat van zijn baas om een goede balans te vinden tussen de vrijheid en gebondenheid van zijn hond.
De Husky heeft niet bijzonder veel ‘will to please’. Als hij ergens aan het snuffelen is, zal hij niet per definitie direct komen, alleen maar omdat u hem roept. Het zal ervan afhangen hoe groot de prikkels in zijn omge- ving op dat moment zijn. Als hij net een lekker geurtje in zijn neus heeft kan hij dat belangrijker vinden dan u gehoorzamen. Hij kan dan echt Oost-Indisch doof zijn.
De Husky is een sledehond. Waar hij gek op is: trekken. Met een volwassen Husky aan de riem lopen kan een behoorlijke inspanning zijn. Het is wel mogelijk om hem te leren keurig naast u te lopen, maar dit kost veel tijd en inspanning, want hij trekt nou eenmaal zo graag! Een groot probleem bij de gehoor- zaamheid buiten is zijn jachtpassie. Als u hem niet heel goed in de gaten houdt, heeft hij zo een onoplettend eendje of een konijn te grazen. Om nog maar te zwijgen over de kat van de buren. Om ervoor te zorgen dat uw Husky en de dieren in zijn omgeving veilig buiten kunnen zijn, is het aan te raden hem uitsluitend aangelijnd mee te nemen op de wandeling. Overigens kan hij prima leren samenleven met een kat, als hij hiermee goed gesocialiseerd is. Maar zelfs dan geldt nog dat hij de beste maatjes kan zijn met uw eigen kat, maar toch vreemde katten buiten najaagt. En een Husky is verschrik- kelijk snel…

ONTSNAPPEN

Uw Husky zal graag periodes van de dag in uw tuin rondstruinen. Hij is echter absoluut niet honkvast. Houd er rekening mee dat hij een ware ontsnappingskunstenaar is. Op internet staan voldoende filmpjes die tonen hoe handig hij is in het uitbre- ken. U heeft een hoog hek nodig (minimaal twee meter) om hem binnen te kunnen houden. Ook moet u ervoor zorgen dat hij niet een uitweg kan graven onder uw schut- ting door. Hij graaft snel en goed en het zou niet de eerste Husky zijn die zo ontsnapt. De Husky heeft een groot probleemoplossend vermogen en er zijn genoeg verhalen bekend van Husky’s die het lichtknopje gebruiken, de koelkast openen of een deur open maken. Een deurklink is doorgaans geen obstakel voor hem. Als uw Husky zonder begeleiding buiten komt, is de kans groot dat u hem geruime tijd kwijt bent. Hij gaat eenvoudigweg zijn neus achterna en zijn nieuwsgierige aard kan hem gemakkelijk in gevaarlijke situaties brengen. In een druk land als het onze is het niet denkbeeldig dat hij op zo’n onbewaakt tripje verongelukt. Zorg er dus altijd voor dat uw Husky veilig is, in uw huis of in een deugde- lijk omheinde tuin. En houd hem buiten aangelijnd.

GEZONDHEID

De Siberische Husky is een relatief gezond ras dat weinig problemen met de gezondheid kent. Natuurlijk blijft het altijd zaak om heel alert op gezondheidsproblemen te letten. Oogproblemen die kunnen voorko- men zijn cataract, PRA, MPP, glaucoom en corneadystrofie, hetgeen erfelijk kan zijn. Ook kanker komt voor. Heupdysplasie komt gelukkig nog maar zelden voor door een selectief fokbeleid van de vereniging. Sporadisch komt epilepsie voor, evenals problemen van de pancreas en zinkgebrek analoge dermatose.

VERZORGINGSTIPS VAN DE ABHB TRIMSALONS:

Van de buitenkant straalt de dubbele vacht van de Husky zijn functionaliteit al uit. Hij is om warm te houden! De dichte onderwol en de langere bovenvacht zijn in de koude periode van het jaar een ondoordringbare barrière tegen sneeuw, vorst en wind. Opgerold in de sneeuw met de mooie pluimstaart over zijn neus gedrapeerd slaapt de Husky en deert hem niks. Als hond in huis is die functie niet meer echt nodig, want de centrale verwarming heeft de taak van de onderwol overgenomen. Dit heeft echter geen positief effect op de vacht. De onderwol kan verstikt raken en de verharing gaat niet altijd even makkelijk. In principe verhaart een Huskyteef na haar loopsheden. Ze is dan soms niet te herkennen, zoveel haar laat er los. De reu is wat dat betreft minder hormoongestuurd en houdt het bij een voorjaars verhaarronde. Om zo snel mogelijk door de ‘sneeuwbuien van haar’ in huis te komen, is het aan te raden de Husky in bad te doen. Niet echt een hobby van deze poolhonden, maar voor het verhaarpro- ces wel goed. Door met veel warm water en ruim shampoo te soppen en te masseren glijdt de onderwol als het ware uit de vacht en het afvoerputje in. In de trimsalon wordt de behandeling afgemaakt met een blaassessie met een waterblazer. Het haar dat niet het putje in verdween, gaat dan letterlijk de lucht in. Nadien is de vacht en wol los en ‘open’ en twee dagen lang zal de Husky het even fijn vinden om op de bank te liggen en wat warmte bij de baas te zoeken. Bent u bang dat uw afvoerputje verstopt raakt en ziet u rondvliegende haren ook niet zitten, de ABHB-trimsalon is er op ingericht en zal met plezier behulp- zaam zijn bij dit verhaarfestijn. Natuurlijk knippen zij meteen de te lange duimnageltjes. Trimmers aangesloten bij de ABHB zijn gegaran- deerd gediplomeerd. U vindt hen via de site: www.abhb.nl

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de Siberian Husky Klub voor Nederland (SHKN) e-mail: secretaris@ shkn.nl. Website: www.shkn.nl

TEKST: NATASJA VAN HOUT FOTO’S: ALICE VAN KEMPEN

4.7/5 - (15 stemmen)

Deel bericht

Bekijk ook