Duitse Herder

Duitse Herder

[adrotate banner="29"]

Wie ‘herdershond’ zegt, denkt over het algemeen aan de Duitse Herder. Dit ras is voor veel mensen het proto-type van de herdershond en voor sommige mensen gaat dat zo ver, dat ze verbaasd zijn te horen dat er nog veel meer herdershondenrassen bestaan…

In het kort

De Duitse Herdershond is van origine een herdershond voor het hoeden en beschermen van schapen. Hij dankt zijn ontstaan aan Ritmeester Von Stephanitz die bij de ontwikkeling van dit ras uitging van: ‘Geschiktheid voor het werk is het enige criterium voor schoonheid’. Het is een middelgrote, licht gestrekte hond met een krachtig lijf en goede bespiering. De Duitse Herdershond is een leergierige, trouwe en aanhankelijke hond. Hij maakt graag deel uit van het gezin waarin hij woont en is erg contactgericht. Naar vreemden toe is hij doorgaans wat terughoudend. Het is belangrijk hem goed te socialiseren, om te voorkomen dat hij angstig en nerveus wordt. Hij waakt over de eigendommen van zijn baas en zal zijn mensen beschermen als hij denkt dat iemand hen te na komt.

Zijn grote veelzijdigheid heeft hem een grote bekendheid en populariteit gebracht. Of deze populariteit hem altijd goed heeft gedaan is overigens een tweede.

  • Herkomst: Duitsland
  • Levensverwachting: 9 tot 13 jaar
  • Karakter: Intelligent, Nieuwsgierig, Gehoorzaam, Alert, Loyaal, Zelfverzekerd, Waakzaam, Dapper
  • Gewicht: reu: 30–40 kg, teef: 22–32 kg
  • Hoogte: reu: 60–65 cm, teef: 55–60 cm
  • Kleuren: Zwart, Black & Tan, Sable, Zwart met roodbruin, Grijs, Zwart en zilver
    Uitgebreide rasstandaard onderaan de tekst

Herkomst

De Duitse Herdershond vindt zijn oorsprong bij onze oosterburen. Er wordt wel gezegd dat het ras zijn ontstaan dankt doordat een man zich verveelde. Daarin zit een kern van waarheid. Feit is dat een jonge adjudant, Max von Stephanitz, tijdens zijn wacht bij een militaire oefening in het Rijngebied geboeid raakte door een herder die daar met zijn hond aan het werk was. De sobere hond hield de kudde schapen bijeen door te letten op kleine aanwijzingen die hij van zijn baas kreeg en door zelf alert te reageren. Von Stephanitz was diep onder de indruk van deze werkende hond.

Toen de inmiddels tot Rittmeister gepromoveerde Von Stephanitz het leger verliet, kocht hij in Beieren, in de buurt van Grafrath een landgoed. Hier, op de ‘Haholz-Wieshof’ begon hij met de fokkerij van een ras dat zou uitgroeien tot de Duitse Herdershond zoals wij die nu kennen.

Pluriform

In de tijd dat Von Stephanitz zich ging bezighouden met de fokkerij van herdershonden, was er geen uniformiteit van type bij de honden die in Duitsland in de kudde werden gebruikt. Er was een grote verscheidenheid aan verschijningsvormen en manier waarop zij hun werk in de kudde vervulden. De herdershonden verschilden in grootte, bouw, vachtstructuur, oorstand en kleur. Zoals gebruikelijk was bij gebruikshonden, bepaalden uitsluitend de werkcapaciteiten van een hond of hij zijn genetisch materiaal kon doorgeven. Werklust, uithoudingsvermogen en het overwicht op de kudde waren eigenschappen die van belang waren. Esthetische overwegingen kwamen daaraan niet te pas. Het exterieur was slechts in zoverre belangrijk dat het de hond in staat moest stellen zijn taken naar behoren te verrichten. Voor verschillende taken had men behoefte aan een ander type hond. Voor het hoeden van geiten zag men graag een pittige hond die veel druk kon zetten, daar een geit minder snel onder de indruk is dan een schaap. Schapen moesten juist weer voorzichtiger benaderd worden. Bij het drijven van vee had men vaak weer een voorkeur voor wat kleinere honden, waar een nukkige koe overheen zou trappen. Verder waren klimatologische en geografische verschillen bepalend voor de ontwikkeling van een type; in een koud gebied had men bijvoorbeeld behoefte aan een herdershond die langharig of ruigharig was.

Von Stephanitz stelde zich tot taak een veelzijdig ras te ontwikkelen dat voor alle zich aandienende taken in de kudde geschikt zou zijn. Hij had daarbij duidelijk voor ogen hoe een dergelijke hond eruit hoorde te zien.

Verschillende typen

Von Stephanitz selecteerde een aantal typen honden die eigenschappen bezaten die hij wenselijk achtte voor zijn ideale herdershond. De typen die onder andere door hem gebruikt zijn, waren de kleine hond van Thüringen, de hond van Württemberg en de hond uit Frankfurt. De hond van Thüringen was een pittige herdershond die wendbaar en snel was, met een vrij korte beharing en dichte onderwol. Hij was wolfsgrauw, had staande oren en een staart met een vrij hoge aanzet, die doorgaans scheef werd gedragen. De hond van Württemberg was wat groter. Hij was zwaarder van bouw en had een rustiger temperament. Hij was langharig. Zijn oren tipten of hingen langs zijn wangen. De hond uit Frankfurt toonde een grote gelijkenis met de hond uit Thüringen, al verschilden ze van kleur. Deze drie typen werden echter niet exclusief gebruikt om tot de Duitse Herdershond te komen. Ook andere honden die werden beschouwd als authentieke herdershonden werden ingezet voor de fokkerij. De voorouders van de Duitse Herder waren alle eenvoudige honden van boerenkomaf.

Duitse Herder

Opbouw

In 1899 bezocht Von Stephanitz een hondententoonstelling waar hij een wolfsgrauwe hond zag die zijn ideaalbeeld benaderde. Hij kocht deze reu, Hektor vom Linksrhein, voor 200 D-Mark. Von Stephanitz gaf hem een nieuwe naam: ‘Horand von Grafrath’. In hetzelfde jaar richtte Von Stephanitz en de kynoloog Arthur Meyer, samen met enkele andere liefhebbers van de inheemse herdershond, de ’Verein für Deutsche Schäferhunde’ (SV) op. Dit was overigens niet de eerste vereniging. In 1891 had een groep mensen al een vereniging opgericht: Phylax. Deze vereniging was echter drie jaar later alweer ten onder gegaan aan onderlinge onenigheid.

Op de eerste vergadering van de SV werden de raspunten opgesteld. Behalve de stokharige variëteit, werden ook de ruwharige en langharige varianten erkend, alsmede de kleur wit. Dit werd in een later stadium weer herroepen, zodat vanaf 1933 de witte Duitse Herdershond, de ruwhaar en de langhaar buitengesloten werden. De witte zou in 2003 erkend worden als de White Swiss Shepherd Dog (Zwitserse Witte Herdershond).

Sieger

Horand von Grafrath was de eerste hond die werd ingeschreven in het stamboek voor Duitse Herdershonden dat in 1900 werd geopend. Hij werd de stamvader van de moderne Duitse Herdershond.

Men ging ertoe over jaarlijks een grote tentoonstelling te houden, een soort kampioensclubmatch, waar men de honden beoordeelde op exterieur en werkcapaciteiten. Deze tentoonstelling, de ‘Bundessiegerzuchtschau’, werd de bepalende factor voor fokkers bij de keus van een dekreu. De ‘Sieger’, ofwel winnaar van deze tentoonstelling werd het jaar daarop door vrijwel alle fokkers gevraagd als partner voor hun teef. Zo drukten deze ‘Siegers’ een zware stempel op het ras. Doordat vrijwel alle fokkers dezelfde reuen gebruikten, werd de fokbasis bijzonder smal. Jaar na jaar paste men lijnteelt (maar ook inteelt) toe. Dit had als gevolg dat men heel snel kwam tot een uniform exterieur van de Duitse Herder wat men als een groot pluspunt zag. De nadelige effecten kwamen helaas pas later naar buiten. De smalle fokbasis had een nadelig effect op de gezondheid van het ras. Ook waren er ongemerkt karakterproblemen binnengeslopen.

De vereniging kwam tot het inzicht dat men deze weg niet kon blijven bewandelen. Tegenwoordig worden op de jaarlijkse tentoonstelling dan ook naast de ‘Sieger’ en ‘Siegerin’ de ‘Auslese’ honden geselecteerd. Dit zijn tophonden die de fokbasis breder moeten houden.

Na de Tweede Wereldoorlog werd Duitsland opgedeeld in een westelijk en oostelijk deel. In het westen ging men verder met de fokkerij van showlijnen. Een gevolg hiervan was dat men zich steeds verder ging toeleggen op het fokken van een aflopende rug. In Oost-Duitsland richtte men zich voornamelijk op het fokken van diensthonden.

Oudduitse Herdershond

In 1986 richtte een groep liefhebbers van de langhaar een eigen vereniging op: ‘Langhaar-Schäferhunde-Verband Deutschland’. Zo ontstond de ‘Oudduitse Herdershond’. Deze hond heeft altijd twee langstokharige ouders. Heeft een langstokhaar stokharige ouders, dan wordt hij langstokharige Duitse Herdershond genoemd. In 2011 erkende de F.C.I. de langstokhaar als variëteit van de Duitse Herdershond. Sindsdien kunnen ook deze honden worden uitgebracht op een tentoonstelling, en moet er voor hen een aparte klasse worden ingericht. Er mogen geen kruisingen plaatsvinden tussen de stokhaar en de langstokhaar. De variëteiten moeten afzonderlijk gefokt worden.

Het verschil tussen de Duitse Herdershond en de Oudduitse herdershond is, behalve de vachtlengte, de kwadratische bouw van de Oudduitse Herdershond. Waar de rug van de Duitse Herdershond sterk helt, zeker bij de showlijnen, streeft men bij de Oudduitse Herdershond juist naar rechte ruggen.

Nederland

In 1912 werd in ons land de eerste Nederlandse Vereniging voor Duitse Herdershonden (D.H.C.) opgericht. Dit was twee jaar nadat er bij ons voor het eerst een Duitse Herdershond op een show was uitgebracht. Een van de oprichters van de D.H.C. was de heer H.A.P.C. de Groot. Hij was toentertijd in ons land de enige keurmeester van de Duitse Herdershond. Hij werd ook wel de ‘Hollandse Von Stephanitz’ genoemd.

In 1917 bleek de tijd rijp voor een nieuwe vereniging; de Vereniging van Fokkers en Liefhebbers van Duitse Herdershonden (V.D.H.). In hetzelfde jaar ging de oude vereniging ter ziele.

Veelzijdig

De Duitse Herdershond is een vriendelijke, intelligente hond die veelzijdig inzetbaar is. Hij wordt beschouwd als de meest veelzijdige werkhond ter wereld. Als schapenhoeder, waarvoor hij oorspronkelijk is ontwikkeld, maar daarnaast ook als politie- en legerhond, als verdedigingshond, narcoticahond en douanehond. Ook voor reddingswerk is hij geschikt als speur- of lawinehond. Verder wordt hij ook ingezet als hulphond. De veelzijdigheid van de Duitse Herdershond komt ook tot uitdrukking in de hondensporten die u met hem kunt beoefenen. Men komt dit ras tegen bij agility en flyball, bij de G&G, VZH (verkeerszekere hond), IPO en KNPV trainingen, en UV (uithoudingsvermogen). De Duitse Herdershond is een hond die snel leert en graag werkt voor zijn baas. Om zich evenwichtig te ontplooien heeft hij het nodig om fysiek en mentaal beziggehouden te worden.

Duitse Herder

Sociaal

De Duitse Herder is een contactgerichte hond die heel graag veel tijd doorbrengt met zijn baas en diens huisgenoten. Hoewel hij zich aan alle gezinsgenoten hecht, is er doorgaans maar één die er voor hem met hoofd en schouders bovenuit steekt en voor hem echt de baas is. Die zal hij het liefst de hele dag volgen. Hij is echter geen eenmanshond, want hij sluit alle huisgenoten in zijn hart en zal ze willen beschermen. De Duitse Herdershond vindt het niet prettig om alleen te zijn. Hij kwijnt weg als hij veel in afzondering moet doorbrengen. Hij moet echt opgenomen kunnen worden in het gezin van zijn baas om zich volledig te kunnen ontwikkelen.

Veel van de hoedende instincten die hij nodig had in de kudde, zijn nog intact bij de Duitse Herdershond. Hij wil zijn mensen graag dicht bij elkaar houden. Op een wandeling zal hij proberen om de groep bij elkaar te houden. Ook zal hij zich beschermend opstellen ten aanzien van zijn mensen. Dit kan betekenen dat hij uw kind zal willen beschermen als die aan het ravotten is met vriendjes. Kinderspel kan dan als bedreigend worden ervaren door de hond, met alle nare gevolgen van dien. Het is dus zaak om te voorkomen dat er situaties ontstaan waar uw hond ten onrechte denkt dat zijn hulp gewenst is. Het is daardoor ook zo belangrijk dat u er altijd zelf bij bent als kind en hond in dezelfde ruimte zijn. Zo kunt u waar nodig bijsturen of ingrijpen.

Opvoeding

De Duitse Herdershond is een vrij harde hond waar het fysiek ongemak betreft. Hij kan erg hard zijn voor zichzelf en door pijn heen lopen. Tegelijkertijd is hij een gevoelige hond op het mentale vlak. Hij is erg gevoelig voor de stemming in huis. Als er veel onenigheid is in het gezin waarin hij woont, kan dit hem erg onzeker maken.

Hij wil het altijd erg graag goed doen en vindt het heel erg als zijn baas op hem moppert. In die zin is hij dus zeer gevoelig. Het is goed om bij de opvoeding rekening te houden met deze eigenschap. Hij werkt graag voor u en zal alles doen voor een beloning van zijn baas. Een opvoeding die gebaseerd is op bekrachtiging van gewenst gedrag zal veel effectiever zijn dan die waarbij de baas corrigerend en straffend optreedt. Dit betekent overigens niet dat de Duitse Herdershond goed gedijt bij een democratische opvoeding. Het moet voor hem heel duidelijk zijn dat u degene bent die bepaalt wat de regels zijn. En die regels moeten consequent geldend zijn. Hoe duidelijker het voor de hond is waaraan hij zich te houden heeft, hoe gemakkelijker de opvoeding zal gaan. Wat vandaag voor de hond mag, mag morgen ook. Wat vandaag niet mag, mag nooit!

Hij moet moed, strijddrift en hardheid bezitten…

Als de Duitse Herder niet de leiding krijgt die hij nodig heeft, kan dit ongewenst gedrag tot gevolg hebben. Enige dominantie is hem niet vreemd.

Andere dieren

De Duitse Herdershond kan prima leren samenleven met andere dieren, mits hij hiermee al vroeg wordt gesocialiseerd. Zoals veel hoedende en drijvende honden heeft het ras de neiging om dieren op te drijven of bijeen te houden. Dit is lang niet altijd gewenst gedrag. U moet er dan ook paal en perk aan stellen en hem al vroeg leren dat het niet de bedoeling is dat hij dit uit zichzelf doet. Zo voorkomt u dat hij als volwassen hond achter de schapen aan gaat, de kat van de buren najaagt of de kippen op het erf ronddrijft.

In de omgang met andere honden zien we bij de Duitse Herdershond nogal een wisselend beeld. Er zijn Duitse Herders die heel sociaal zijn in de omgang met andere honden en nooit in situaties komen waarin ze zich willen laten gelden. Er is echter ook een substantiële groep Duitse Herdershonden die wel de confrontatie willen aangaan met andere honden. Met name de reuen willen zich ten opzichte van andere heren nog wel eens wat onverdraagzaam opstellen. Als u al vroeg laat merken dat u niet gediend bent van zijn machogedrag, kunt u dit doorgaans wel in goede banen leiden. Waar u ook al vroeg in de opvoeding aan kunt werken is dat hij zich aan de riem neutraal gedraagt ten opzichte van passerende honden. De Duitse Herdershond staat erom bekend dat hij nogal eens uitvalt als hij aangelijnd is.

Gezondheid

Helaas kampt de Duitse Herdershond met een flink aantal (erfelijke) aandoeningen.

Degeneratieve myelopathie (DM) is een progressieve neurologische aandoening van het ruggenmerg die autosomaal recessief vererft. Het eerste symptoom is vaak coördinatieverlies in de achterste ledematen. De hond gaat waggelen, struikelt steeds vaker of gaat slepen met de achterpoten. Ook incontinentie wordt genoemd. Hypofysaire dwerggroei is een enkelvoudig recessief overerfbare aandoening die gepaard gaat met diverse ernstige gezondheidsproblemen. Er is een genetische test beschikbaar om deze aandoening aan te tonen. Pyodermie is een aandoening die waarschijnlijk ook erfelijk is en die autosomaal recessief vererft. Het uit zich in het ontstaan van kratervormige, erg pijnlijk zweren op rug, de laterale zijden van de achterpoten en deze kunnen zich uitbreiden over het hele lichaam. Soms krijgt de hond ook perianale fistels.

Ook epilepsie komt voor, evenals exocriene pancreasinsufficiëntie (EPI). Dit is een aandoening van de alvleesklier, waardoor de hond sterk vermagert. Behalve een genetische aanleg is het waarschijnlijk dat ook factoren als stress, voeding of virussen een rol spelen bij het ontstaan.

Ook heup- en elleboogdysplasie komen voor. Fokdieren worden binnen de vereniging getest op die aandoeningen. Oogaandoeningen die in het ras voorkomen zijn PRA, cataract en pannus. Dit laatste is een aandoening van de cornea (hoornvlies).

De Duitse Herdershond is er zeer bij gebaat als men internationaal gaat streven naar veel meer genetische variatie. De bloedbasis moet verbreed worden om het ras letterlijk op de been te houden. In 2012 is de Stichting Gezonde Duitse Herder (SGDH) in het leven geroepen die de gezondheid van het ras wil verbeteren. Op de site: www.gezondeduitseherder.nl vindt men gerelateerde artikelen, recente wetenschappelijke onderzoeken en testuitslagen. 

Duitse Herder

Rasstandaard

Land van herkomst: Duitsland.

FCI-NR: 166.

FCI-Rasgroep: 1: Herders en Veedrijvers.

Algemene verschijning: middel-groot, licht gestrekt, krachtig en goed gespierd, knoken zijn droog en de totaalstructuur is vast. Belangrijke verhoudingen in maat: schofthoogte bedraagt voor reuen 60 tot 65 cm; bij teven 55 tot 60 cm. De romplengte overtreft de maat van de schofthoogte met ongeveer 10 tot 17%.

Karakter: moet evenwichtig, zenuwvast, zelfverzekerd, absoluut onbevangen en (zonder prikkeltoestand) volkomen goedaardig zijn. Daarbij is hij opmerkzaam en handelbaar. Hij moet moed, strijddrift en hardheid bezitten om als geleide-, waak-, verdedigings-, dienst-, en herdershond geschikt te zijn.

Kop: wigvormig, in overeenstemming met de lichaamsgrootte (ong. 40% van de schoft- hoogte), zonder plomp of overstrekt te zijn, in het totaal droog en tussen de oren matig breed. Het voorhoofd is van voren en van opzij gezien slechts weinig gewelfd en zonder of slechts met zwak aangeduide middengroef. De verhouding tussen bovenschedel en gezichtsgedeelte bedraagt 50% – 50%. De breedte van de bovenschedel komt ongeveer overeen met de lengte van de bovenschedel. De bovenschedel gaat (van boven gezien) van de oren tot de punt van de neus, gelijkmatig verkleinend via een schuin verlopende, niet scherp gevormde stop over in het wigvormig verlopende gezichtsdeel (vang) van de kop. Boven en onderkaak zijn krachtig ontwikkeld. De neusrug is recht, een dip of welving is niet gewenst. De lippen strak, goed sluitend en van donkere kleur. Neus zwart.

Gebit: moet krachtig, gezond en volledig zijn (42 tanden volgens de tandformule). Het ras heeft een schaargebit, dat wil zeggen dat de snijtanden als een schaar in elkaar moeten grijpen, waarbij snijtanden in de bovenkaak als een schaar over die van de onderkaak snijden. Tanggebit, boven voor- en onder voorbijten is foutief, evenals grotere tussenruimtes tussen de tanden (plaatsing met leemten). Foutief is ook een recht vlak van de snijtanden. De kaak- beenderen zijn krachtig ontwikkeld, opdat de tanden diep in het tandbeen zijn ingeworteld.

Ogen: middelgroot, amandelvormig, iets schuin liggend en niet uitpuilend. De kleur van de ogen moet zo donker mogelijk zijn. Lichte, priemende ogen zijn ongewenst, aangezien ze afbreuk doen aan de uitdrukking van de hond.

Oren: van middelmatige grootte, rechtop en gelijk gericht gedragen (niet zijwaarts getrokken). Ze lopen spits uit en zijn met de oor- schelp naar voren gericht. Tip- en hangoren zijn foutief. In beweging of in rusttoestand naar achteren gericht gedragen oren zijn niet foutief.

Hals: krachtig, goed bespierd en zonder losse keelhuid (wammen). Hoek ten opzichte van de romp (horizontale lijn) bedraagt ongeveer 45%.

Lichaam: de bovenbelijning verloopt, zonder zichtbare onderbreking, vanaf de halsaanzet over de goed ontwikkelde schoft en over de rechte rug tot aan de licht afvallende croupe.

De rug is matig lang vast, krachtig en goed bespierd. De lendenen zijn breed, kort krachtig gevormd en goed bespierd. De croupe moet lang en licht afvallend zijn (ongeveer 23% ten opzichte van een horizontaIe lijn) en zonder onderbreking van de bovenbelijning overgaan in de staartaanzet. De borst moet matig breed zijn, de onderborst zo lang mogelijk en uitge- sproken. De borstdiepte moet ongeveer 45 tot 48% van de schofthoogte bedragen. De ribben behoren een matige welving te tonen; een tonvormige borst is net zo foutief als vlakke ribben. De staart reikt minstens tot aan het spronggewricht, evenwel niet over het midden van de achtervoet. Ze is aan de onderzijde iets langer behaard en wordt in een licht afhangende boog gedragen, waarbij ze in opwinding en bij beweging meer opgeheven gedragen wordt, evenwel niet boven de ruglijn. Operatieve correcties zijn verboden.

Voorhand: voorste ledematen zijn van alle zijden bezien recht en van voren bezien absoluut parallel. Schouderblad en opperarmbeen zijn van gelijke lengte en door middel van krachtige bespiering vast tegen het lichaam gelegen. De hoeking van schouderblad en opperarm bedraagt in het ideale geval 90%, doorgaans tot 110%. De ellebogen mogen noch in stand, noch in de beweging uitgedraaid worden en evenmin naar binnen gedrukt zijn. De onderarmen zijn van alle zijden bezien recht en absoluut parallel staande ten opzichte van elkaar, droog en vast bespierd. De voormiddenvoet heeft een lengte van ongeveer een derde van de onderarm en heeft een hoeking met deze van ongeveer 20% tot 22%. Zowel een te schuin staande voormiddenvoet (meer dan 22%) als een te steil staande voormiddenvoet (minder dan 22%) beïnvloeden de gebruiksgeschiktheid, in het bijzonder het uithoudingsvermogen. De poten zijn rond, goed gesloten en gewelfd. De voetzolen zijn hard, maar niet bros. De nagels zijn krachtig en van donkere kleur.

Achterhand: de plaatsing van de achterpoten is licht terugstaand, waarbij de achterste ledematen van achteren bezien parallel ten opzichte van elkaar staan. Boven- en onderschenkel zijn van ongeveer gelijke lengte en vormen een hoek van ongeveer 120%. De dijen zijn krachtig en goed gespierd. De spronggewrichten zijn krachtig gevormd en vast. De achtermiddenvoet staat loodrecht onder het spronggewricht. De voeten/tenen zijn gesloten, licht gewelfd, de zolen hard en van donkere kleur, de nagels krachtig, gewelfd en eveneens donker van kleur.

Gangwerk: de Duitse Herdershond is een draver. De ledematen moeten in lengte en hoekingen zo op elkaar afgestemd zijn dat zij, zonder wezenlijke verandering van de rugbelijning, de achterhand tot aan de romp verplaatsen kunnen en met de voorhand net zo ver kunnen uitgrijpen. Iedere neiging tot overhoeking van de achterhand vermindert de vastheid en het uithoudingsvermogen en daarmee de gebruikswaarde. Bij correcte verhoudingen in de bouw en hoekingen is een ruim uitgrijpend, vlak over de bodem gaand gangwerk mogelijk, dat de indruk geeft van voorwaarts gerichte, moeiteloze bewegingen. Bij een naar voren geschoven hoofd en licht opgeheven staart ziet men bij een gelijkmatige en rustige draf een vanaf de oorpunten over de nek en de rug tot aan de punt van de staart licht gebogen en niet onderbroken rugbelijning.

Huid: (los) aanliggend zonder plooivorming.

Beharing: de Duitse Herdershond wordt in twee haarvariëteiten gefokt: stokhaar en langstokhaar, beide met onderwol. Stokhaar met onderwol: het dekhaar moet zo mogelijk dicht, op correcte wijze hard en vast aanliggend zijn. Aan de kop is het haar, met inbegrip van de binnenzijde van de oren, aan de voorzijde van de ledematen, op poten en tenen, kort en aan de hals wat langer en sterker behaard. Aan de achterzijde van de benen is het haar langer tot aan het polsgewricht. Aan de achterzijde van de dijen vormt het een matige broek. Langstokhaar met onderwol: het dekhaar lang, zacht en niet vast aanliggend, met waaiers/pluimen aan oren en benen, vol behaarde broek en zeer vol behaarde staart naar beneden waaiervormig. Aan het hoofd met daarbij inbegrepen de binnenkant van oren en voorkant van de ledematen, aan de benen en tenen kort. Aan de hals langer en sterker behaard, daarbij nagenoeg manen vormend. Aan de achterkant van de benen wordt het haar langer tot aan het middenvoorvoet gewricht respectievelijk het spronggewricht en vormt aan de achterkant van de dijen een duidelijke volle broek.

Kleuren: zwart met roodbruine, bruine, gele tot helgrauwe aftekening, éénkleurig zwart en grauw, bij grauw donker gewolkt, zwart zadel en masker. Onopvallende, kleine witte borstvlekken evenals zeer lichte binnenzijde zijn toegelaten, maar niet gewenst. De neusspiegel moet bij alle kleurslagen zwart zijn. Ontbrekend masker, lichte tot priemende oogkleur evenals lichte tot witachtige aftekening aan borst en binnenzijde poten, lichte nagels en rode staartpunt duiden op pigmentzwakte. De onderwol vertoont een lichte grauwe tint. De kleur wit is niet toegelaten.

Grootte en gewicht: Reuen: schofthoogte 60 tot 65 cm, gewicht 30 tot 40 kg. Teven: schofthoogte 55 tot 60 cm, gewicht 22 tot 32 kg.

Testikels: reuen behoren twee duidelijke, normaal ontwikkelde testikels te hebben, die zich volledig in het scrotum bevinden.

VERZORGINGSTIPS VAN DE ABHB TRIMSALONS:

Kort stokhaar en sinds enige tijd ook in de variant lang stokhaar. Beide versies hebben een dikke, wollige ondervacht en een bovenvacht van glad en vrij stug haar. De bovenvacht beschermt de onderwol tegen neerslag en de onderwol houdt de koude tegen. Een vacht voor een echte werkman. In principe is de vacht zelfreinigend, waarbij opgemerkt moet worden dat wanneer de langstokhaar zachthariger wordt, het haar makkelijker vies zal worden en ook de klitvorming in de onderwol zal toenemen. In de verhaarperiode is er wel extra werk geboden, een reden te meer om de verhaarperioden goed af te bakenen. Niet kammen en borstelen buiten de periode dus. Als de vacht gaat verharen (bij reuen meestal in het voorjaar, bij intacte teefjes na de loopsheid) is dit te zien door de plukjes wol die als het ware uit de vacht komen schuiven. Met een intensieve spabehandeling is de Duitse Herdershond nu gebaat. Door middel van een heuse massage met veel warm water en shampoo wordt het dode haar uit de vacht gewerkt. Niet met harken of harde borstels de huid en vacht irriteren, want hierdoor wordt slechts het signaal ‘ga nog meer verharen’ aan de huid afgegeven. Indien u kiest om de spabehandeling te laten geven in een trimsalon, zal dit worden afgerond met het droogblazen met een zogenaamde waterblazer. Behalve het water, zal ook ál het losse haar uit de vacht worden geblazen. Bij de keus voor een trimsalon kunt u zich laten leiden door het embleem van de ABHB. Trimmers die dit logo voeren zijn altijd gediplomeerd. Dat is een geruststellend gevoel. U vindt de aangesloten trimmers op de website: www.abhb.nl

Informatie

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met de Vereniging van fokkers en liefhebbers van Duitse Herdershonden (VDH), Secr.: Ben v. Swaaij, Berlagestraat 133, 3067 CB Rotterdam, tel.: 010-4219970, e-mail: swaaij@vdh.nl Website: www.duitseherder.nl

Tekst: Natasja van Hout, foto’s: Alice van Kempen

4.6/5 - (10 stemmen)

Deel bericht

Bekijk ook