Ooit een jachthond, nu een huishond. De Gordon Setter is met zijn schoonheid, vernuft en opgeruimd karakter een prettige en gezellige huisgenoot. Mits hij voldoende beweging en een degelijke opvoeding krijgt.
In de hooglanden van Schotland werd er in de middeleeuwen met netten en met de hulp van Setting Spaniëls, ook weleens Creeping Spaniëls genoemd, op vogels gejaagd. Kenmerkend aan deze hond: hij kroop naar het wild toe en ging ervoor liggen, waardoor de jager het net over zowel de hond als de vogel heen kon gooien. Ook zogenoemde staande honden vertonen dit gedrag, al blijven zij met gestrekte voorpoot voor de vangst staan. Met de uitvinding van het jachtgeweer, waarmee vogels uit de lucht geschoten kunnen worden, ontstond de behoefte aan grotere en snellere honden die meer gebied kunnen bestrijken. Daarom werd met onder andere de Setting Spaniël en de Pointer de Setter gecreeërd. Dat nieuwe ras verschilde van streek tot streek qua uiterlijk. Door de tijd heen hebben veel streekgebonden Setters het veld geruimd, met drie soorten als eindresultaat: de Ierse Setter, de Engelse Setter en de Gordon Setter.
Minder herten
De eerste afbeeldingen van wat later de Gordon Setter zou worden, zijn te zien in het boek The dogs of Scotland van auteur D.J. Thomson Gray (1887) en op een gravure uit 1805 van een Black and Tan Setter. Aan het begin van de negentiende eeuw begon onder anderen Alexander, de vierde hertog van Gordon, zich doelgericht met het fokken van deze honden bezig te houden. Op zijn Gordon Castle fokte hij anvankelijk Deerhounds, die voor de jacht op herten gebruikt werden. Naarmate het aantal herten in de streek afnam, was er minder behoefte aan het werk van de Deerhound. Op Gorden Castle werd dan ook overgeschakeld op het fokken van Setters. Hoewel enkele van die honden de black-and-tan aftekeningen hadden, die kenmerkend zijn voor de Gordon Setter, waren de meeste toch van een andere kleurslag. Met name honden met een witte aftekening waren goed vertegenwoordigd, waarschijnlijk als gevolg van het inkruisen van een Collieteefje.
Het volledige artikel kan je lezen in Onze Hond 3 – 2024.